Het ministerie van Financiën heeft de belastingcijfers voor het jaar 2014 bekendgemaakt met onder meer nieuwe tarieven, schijflengtes, heffingskortingen en aftrekposten. In dit bericht gaan we in op diverse wijzigingen in de inkomstenbelasting en de loonbelasting voor particulieren en werknemers.

I Inkomstenbelasting

Tarief box 1 (belastbaar inkomen uit woning en werk)
(IB = tarief inkomstenbelasting; PVV = tarief premie volksverzekeringen; IB/PVV = gecombineerd tarief inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen)

Jonger dan AOW-leeftijd

Belastbaar inkomen
– 0 t/m € 19.645: IB = 5,1%; PVV = 31,15%; IB/PVV = 36,25%
– meer dan € 19.645 t/m € 33.363; IB = 10,85%; PVV = 31,15%; IB/PVV = 42%
– meer dan € 33.363 t/m € 56.531; IB = 42%; PVV = 0%; IB/PVV = 42%
– meer dan € 56.531; IB = 52%; PVV = 0%; IB/PVV = 52%

AOW-leeftijd en ouder

Geboren vóór 1 januari 1946
Belastbaar inkomen
– 0 t/m € 19.645; IB= 5,1%; PVV= 13,25%: IB/PVV= 18,35%
– meer dan € 19.645 t/m € 33.555; IB = 10,85%; PVV = 13,25%; IB/PVV = 24,1%
– meer dan € 33.555 t/m € 56.531; IB = 42%; PVV = 0%; IB/PVV = 42%
– meer dan € 56.531; IB= 52%; PVV = 0%; IB/PVV = 52%

Geboren vanaf 1 januari 1946
De tarieventabel is vrijwel gelijk aan die voor personen geboren vóór 1 januari 1946. Het bevat alleen een kortere tweede tariefschijf (€ 33.363 i.p.v. € 33.555).

Tarief box 2 (belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang)
Voor het jaar 2014 bedraagt het tarief voor inkomsten in box 2 tot een bedrag van € 250.000 tijdelijk 22% in plaats van 25%. Voor het meerdere blijft het tarief onveranderd 25%.

Tarief box 3 (belastbaar inkomen uit sparen en beleggen)
Het tarief voor inkomsten in deze box blijft 30% te berekenen over een forfaitair rendement van 4% van de grondslag sparen en beleggen.

Heffingskortingen
De algemene heffingskorting voor 2014 gaat met € 102 omlaag tot € 2.103 voor personen jonger dan 65 jaar. Voor personen van 65 jaar en ouder gaat de algemene heffingskorting met € 31 omhoog naar € 1.065. Voor partners bestaat een regeling waarbij de belastingdienst de algemene heffingskorting onder voorwaarden maandelijks rechtstreeks uitbetaalt aan de niet of weinig verdienende partner. Voorwaarde hierbij is dat de partner na aftrek van de eigen heffingskorting wel belasting en premie is verschuldigd. Deze overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting wordt afgebouwd in 15 jaar tijd met 6,67% per jaar. De afbouw is gestart in 2009. Dit betekent dat in 2014 maximaal € 1.262 van de algemene heffingskorting mag worden overgedragen aan de minstverdienende partner. De beperking van de uitbetaling geldt niet indien de belastingplichtige die zijn heffingskorting niet volledig gebruikt, geboren is voor 1-1-1963.
Werkbonus
De maximale werkbonus gaat met € 19 omhoog tot € 1.119 voor werkenden tussen 60 en 64 jaar. Dit maximum geldt bij een inkomen vanaf 100% tot 120% van het wettelijk minimumloon (wml). Boven 120% van het wml wordt de werkbonus lineair afgebouwd tot nihil bij 175% van het wml.

Arbeidskorting
Iedereen met inkomsten uit tegenwoordige arbeid heeft recht op de arbeidskorting. De arbeidskorting lagere inkomens gaat met € 374 omhoog tot maximaal € 2.097 voor werkenden tot de AOW-leeftijd en gaat € 172 omhoog tot maximaal € 1.062 voor werkenden met AOW-leeftijd. De arbeidskorting hogere inkomens gaat € 183 omlaag tot maximaal € 367 voor werkenden tot de AOW-leeftijd en gaat met € 98 omlaag tot € 186 voor werkenden met AOW-leeftijd. Met ingang van 2014 wordt de arbeidskorting voor hogere inkomens in drie stappen verder afgebouwd tot nihil.

Reisaftrek
Voor het regelmatige woon-werkverkeer met het openbaar vervoer bestaat in 2014 onder voorwaarden recht op de reisaftrek. Deze blijft ongewijzigd en bedraagt maximaal € 2.036.

Reiskostenvergoeding
De maximale belastingvrije vergoeding van zakelijke kilometers blijft in 2014 ongewijzigd € 0,19 per kilometer, ongeacht het vervoermiddel. Als een werknemer met het openbaar vervoer reist, kan de werkgever kiezen: maximaal € 0,19 per kilometer belastingvrij vergoeden of de werkelijke reiskosten belastingvrij vergoeden. Deze maximale belastingvrije vergoeding geldt zowel voor werkgevers die de werkkostenregeling toepassen als voor werkgevers die het regime van vrije vergoedingen en verstrekkingen toepassen.

Privégebruik auto van de zaak (via de loonbelasting)
Als het privégebruik van een ter beschikking gestelde personen- of bestelauto meer bedraagt dan 500 kilometer per jaar, volgt een bijtelling op het loon. Voor ondernemers geldt een vergelijkbare regeling waarbij voor het privégebruik van de auto van de zaak een onttrekking (winstuitdeling) wordt aangenomen. Gemakshalve spreken we hierna van een bijtelling.

Voor personenauto’s met een CO2-uitstoot van 0 gram per kilometer (in het algemeen elektrische auto’s) die in de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 worden aangeschaft, geldt gedurende 60 maanden een bijtelling van tenminste 4%. Indien de CO2–uitstoot hoger is dan 0 gram per kilometer, maar niet hoger is dan 50 gram per kilometer (in het algemeen hybride auto’s) geldt gedurende 60 maanden een 7%-bijtelling.

Bijtelling afhankelijk van CO2-uitstoot (in gr/km) voor alle brandstoffen behalve diesel
– 4% voor auto’s met een CO2-uitstoot van nihil;
– 7% voor auto’s met een CO2-uitstoot van minder dan 50 gr/km;
– 14% voor auto’s met een CO2-uitstoot vanaf 50 tot 88 gr/km;
– 20% voor auto’s met een CO2-uitstoot vanaf 88 tot 117 gr/km;
– 25% voor auto’s met een CO2-uitstoot vanaf 117 gr/km.

Bijtelling afhankelijk van CO2-uitstoot (in gr/km) voor diesel
– 4% voor auto’s met een CO2-uitstoot van nihil;
– 7% voor auto’s met een CO2-uitstoot van minder dan 50 gr/km;
– 14% voor auto’s met een CO2-uitstoot vanaf 50 tot 85 gr/km;
– 20% voor auto’s met een CO2-uitstoot vanaf 85 tot 111 gr/km;
– 25% voor auto’s met een CO2-uitstoot vanaf 111 gr/km.

Er hoeft geen bijtelling plaats te vinden als de werknemer de bestelauto niet kan gebruiken buiten werktijd, bijvoorbeeld omdat de werknemer de bestelauto plaatst op een afgesloten bedrijfsterrein. De werkgever kan ook een schriftelijk verbod op privégebruik opleggen aan de werknemer. Hierbij is vereist dat hij controle uitoefent op de naleving van het verbod en een passende sanctie oplegt als het verbod wordt overtreden. Een werknemer die een bestelauto van de zaak uitsluitend zakelijk gebruikt, kan vanaf 1 januari 2012 gebruikmaken van de Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto waardoor loonbijtelling wegens privégebruik van de auto van de zaak achterwege kan blijven. En er hoeft geen rittenregistratie te worden bijgehouden.

Hypotheekrenteaftrek
Met ingang van 1 januari 2013 geldt de hypotheekrenteaftrek alleen voor nieuwe hypotheken met een ten minste annuïtair aflossingsschema voor ten hoogste 30 jaar. Voor mensen die op 31 december 2012 een eigen woning en een eigenwoningschuld hadden, blijft de hypotheekrente aftrekbaar ook al wordt op de betreffende lening niet afgelost. Dit geldt ook bij het oversluiten van deze lening in of na 2013.
Eigenwoningforfait
De forfaitpercentages voor het jaar 2014 zijn als volgt:
– WOZ-waarde niet meer dan € 12.500: nihil;
– WOZ-waarde is meer dan € 12.500 maar niet meer dan € 25.000: 0,25%;
– WOZ-waarde is meer dan € 25.000 maar niet meer dan € 50.000: 0,40%;
– WOZ-waarde is meer dan € 50.000 maar niet meer dan € 75.000: 0,55%;
– WOZ-waarde is meer dan € 75.000 maar niet meer dan € 1.040.000: 0,70%;
– WOZ-waarde is meer dan € 1.040.000: € 7.350 plus 1,80% van WOZ-waarde boven € 1.040.000.

Kapitaalverzekering eigen woning
Voor de uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning (box 1) kunnen de volgende vrijstellingen van toepassing zijn:
– bij 15 tot en met 19 jaar premiebetaling: maximaal € 36.300;
– bij 20 jaar of meer premiebetaling: maximaal € 160.000;
In beginsel kan de totale vrijstelling nooit meer bedragen dan € 160.000 per belastingplichtige gedurende zijn leven.
Per 1 januari 2013 is de vrijstelling voor de kapitaalverzekering eigen woning, de beleggingsrekening eigen woning en de spaarrekening eigen woning vervallen voor mensen die geen bestaande eigenwoningschuld hebben of wel over een bestaande eigenwoningschuld beschikken maar – kort gezegd – op 31 maart 2013 niet over een KEW, BEW of SEW beschikten. Voor bestaande gevallen blijft het fiscale regime voor de kapitaalverzekering eigen woning, de beleggingsrekening eigen woning en de spaarrekening eigen woning bestaan. In die gevallen kan de kapitaalverzekering eigen woning de beleggingsrekening eigen woning en de spaarrekening eigen woning niet meer worden verhoogd.

Herleven hypotheekrenteaftrek voormalige eigen woning na tijdelijke verhuur
Sinds 1 januari 2010 kan de hypotheekrenteaftrek voor de te koop staande voormalige eigen woning herleven na een periode van tijdelijke verhuur. De hypotheekrente kan na de verhuur nog worden afgetrokken tot maximaal de resterende termijn van de verhuisregeling. Deze tijdelijke maatregel wordt verlengd met een jaar en geldt tot en met 2014.

Aftrek rente financiering restschuld
Er bestaat ook recht op aftrek van rente op een restschuld die is ontstaan in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017. Een restschuld ontstaat indien de verkoopprijs van de woning lager ligt dan de op de woning rustende eigenwoningschuld. Recht op aftrek bestaat ook als er geen eigen woning meer is. De aftrek geldt voor een periode van maximaal 10 jaar na het moment van het ontstaan van de restschuld.

Heffing in box 3
Bij de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen bestaat recht op een heffingvrij vermogen. Voor het jaar 2014 blijft het heffingvrije vermogen onveranderd op € 21.139. Fiscale partners kunnen de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen (zijnde de gezamenlijke rendementsgrondslag voor zover die meer bedraagt dan het gezamenlijke heffingvrije vermogen) in elke gewenste verhouding onderling toebedelen.

Loonbelasting

Stamrechtvrijstelling
Per 1 januari 2014 vervalt de stamrechtvrijstelling voor nieuwe gevallen. Voor op 31 december 2013 bestaande aanspraken geldt overgangsrecht. Van een op 31 december 2013 bestaande aanspraak is in ieder geval sprake indien aan de volgende drie voorwaarden is voldaan:
1.De aard en de omvang van de vrijgestelde stamrechtaanspraak is op 31 december 2013 voldoende bepaald of bepaalbaar.
2.Vóór 1 januari 2014 is een vaststellingsovereenkomst getekend, waaruit het stamrecht blijkt dat aan de wettelijke vereisten voldoet.
3.De ontslagdatum staat op 31 december 2013 vast. Het feitelijke ontslag hoeft niet per se in 2013 te zijn gelegen. Wel moet het ontslag zijn aangezegd vóór 1 januari 2014 en moet het binnen een korte termijn worden uitgevoerd. Van een korte termijn is in ieder geval sprake als het gaat om de wettelijke opzegtermijn.

Vanaf 1 januari 2014 kan de waarde van de op 31 december 2013 bestaande stamrechtaanspraak ook geheel of gedeeltelijk op een eerder moment worden uitgekeerd dan het geval zou zijn bij toepassing van de tot 1 januari 2014 geldende voorwaarden.

In het jaar 2014 geldt aanvullend de 80%-regeling. De 80%-regeling houdt in dat bij een volledige aanwending ineens van de aanspraak slechts 80% van de waarde van de aanspraak wordt belast. Om van de 80%-regeling gebruik te kunnen maken, geldt als voorwaarde dat het geld ter financiering van de aanspraak voor 15 november 2013 door de werkgever is overgemaakt naar de aanbieder.

De werkgever mag onder voorwaarden het stamrecht ook in eigen beheer nemen. In dat geval moet de werkgever zich vóór 15 november 2013 hebben verplicht om voor een vastgesteld stamrecht als verzekeraar op te treden. Het wordt ook mogelijk gemaakt dat een op 31 december 2013 bestaand stamrecht gedeeltelijk wordt afgekocht. Dit wordt geregeld in het nog te publiceren wetsvoorstel Eigenbeheer Fiscale verzamelwet 2014. Of de gedeeltelijke afkoop ook onder de 80%-faciliteit valt, is nog niet bekend.

Werkkostenregeling
Per 1 januari 2011 is een nieuwe regeling ingevoerd: de werkkostenregeling. Door deze regeling kan, naast een aantal gerichte vrijstellingen, maximaal 1,5% van het totale fiscale loon (de ‘vrije ruimte’) worden besteed aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen voor werknemers. Over het bedrag boven de vrije ruimte (en afgezien van de gerichte vrijstellingen) moet de werkgever loonbelasting betalen in de vorm van een (gebruteerde) eindheffing van 80%.

De werkkostenregeling komt in de plaats van de huidige regels voor vrije vergoedingen en verstrekkingen. Het is nog niet verplicht gebruik te maken van de werkkostenregeling. Tot en met 2014 mag ieder jaar gekozen worden voor de werkkostenregeling of voor de bestaande regels voor vrije vergoedingen en verstrekkingen. Vanaf 1 januari 2015 geldt de werkkostenregeling voor alle werkgevers.

Bron: Ministerie van Financiën, 19-12-2013, eindejaarspersbericht